Nour
Samen met een team interviewde ik mensen die tijdelijk verbleven in azielzoekerscentra. We gebruikten een methode die focusgroepen heet, waarbij mensen samen in gesprek gaan over hun ervaringen.
Ik hielp met de voorbereiding van de gesprekken, stelde vragen en analyseerde daarna alles wat we geleerd hadden, met behulp van de analysetool ATLAS.ti. De resultaten kwamen in een echt rapport dat werd gepubliceerd door Dokters van de Wereld, Pharos en het Rode Kruis!
Tegelijkertijd coördineerde ik het Lampionnetwerk: een groep organisaties die zich inzet voor toegankelijke gezondheidszorg voor mensen zonder verblijfsvergunning.
Ik was het eerste aanspreekpunt, organiseerde bijeenkomsten, deelde updates, volgde beleidsontwikkelingen en hielp zelfs mee met het organiseren van het jaarlijkse symposium op de Dag van de Mensenrechten.
Deze stage heeft me veel geleerd. Ik werd beter in onderzoek doen, in schrijven voor beleidsdoeleinden, en in het organiseren van grote projecten. Maar ik dacht ook veel na over de emotionele en ethische complexiteit van onderzoek doen in de context van opvang.
Alles wat ik deed was geworteld in wat ik had geleerd in mijn sociologievakken. Mijn training in sociologisch onderzoek leerde me luisteren voorbij de woorden, patronen herkennen, en begrijpen hoe individuele ervaringen beïnvloed worden door grotere structuren zoals migratiesystemen, institutionele bureaucratie en juridische categorieën.
Zo leerde ik onder andere begrijpen hoe sommige mensen buiten de zorg vallen, ook al lijkt het systeem op papier inclusief.
Mijn achtergrond hielp me om machtsverschillen te zien die niet altijd meteen zichtbaar waren. Bijvoorbeeld: wie krijgt het woord, wie spreekt voor anderen, en hoe organisaties oneerlijke situaties soms presenteren alsof ze neutraal zijn.
Als socioloog in opleiding moest ik ook veel nadenken over mijn eigen positie, wat in de sociologie positionering wordt genoemd. Niet alleen in relatie tot de mensen die ik interviewde, maar ook in relatie tot mezelf.
Mijn achtergrond hielp me om machtsverschillen te zien die niet altijd meteen zichtbaar waren. Bijvoorbeeld: wie krijgt het woord, wie spreekt voor anderen, en hoe organisaties oneerlijke situaties soms presenteren alsof ze neutraal zijn.
Het was soms lastig om de juiste balans te vinden. Ik voelde me dicht bij de mensen en hun verhalen, maar moest ook een stap terugzetten om kritisch te kunnen blijven. Dat was niet altijd makkelijk, maar het heeft me wel een betere onderzoeker gemaakt.
Een sociologische bril hielp me om verder te kijken dan alleen de praktische taken. Ik kon de grotere systemen begrijpen die achter de situaties schuilgingen.
Tijdens mijn stage dacht ik vaak terug aan wat ik tijdens mijn studie had geleerd: hoe regels en beleid werkelijkheid worden in het dagelijks leven, hoe publieke verhalen bepalen wie als ‘waardig’ wordt gezien om hulp te krijgen, en hoe zelfs NGO’s opereren binnen structuren van geld en macht, ook als ze die willen veranderen.
Ik dacht ook veel na over de woorden die we gebruiken, zoals migrant, vluchteling of ongedocumenteerd persoon. Deze woorden zijn sociaal geconstrueerd: ze hebben betekenis en invloed op hoe mensen behandeld worden.
Die inzichten hielpen me in alles wat ik deed: in hoe ik luisterde tijdens gesprekken, hoe ik zaken opschreef, en welke vragen ik stelde. Voor mij ging het niet alleen om het verzamelen van data. Het ging om echt begrijpen wat er speelt, en ruimte maken voor andere stemmen en werkelijkheden.